Lutherse gemeenten / Zuid-Holland / Leiden

Leiden

Na het ontzet van Leiden in 1574 bloeide de economie geweldig op. Verschillende, ook voor de groei van de Lutherse gemeente belangrijke stimulansen waren daarvoor verantwoordelijk. De toevloed van vluchtelingen uit Antwerpen in 1585 (waaronder veel Lutheranen) stimuleerde de lakenindustrie. Deze trok weer immigranten aan, waaronder veel uit de Duitse landen. Daarnaast trok de pas gestichte Academie veel studenten aan uit Scandinavië en de Duitse vorstendommen. Aanvankelijk kwamen de Lutheranen bijeen in huisdiensten. Als in 1592 een eigen predikant wordt beroepen, zou men van een redelijk georganiseerd kerkgenootschap kunnen spreken. In 1594 vaardigde de stedelijke magistraat (door Calvinisten gedomineerd!) een verbod uit op het uitoefenen van kerkelijke bijeenkomsten. In 1596 wordt zelfs één van de predikanten (er waren dus al meer dan één voorgangers!) verbannen.

Langzamerhand verbeterde de verhouding met de stedelijke overheid. In 1616 werd toestemming verleend voor de aankoop van grond voor het bouwen van een kerk. Als voorwaarde stelde de overheid dat het een (onzichtbare) schuilkerk zou worden. De financiering kwam tot stand door collectereizen naar Duitse steden en door bijdragen van vermogende Amsterdammers. De kerk kon in 1618 worden ingewijd. Het interieur werd voortdurend verfraaid. Een monumentaal doophek werd in 1640 geconstrueerd (helaas in de 19e eeuw grotendeels gesneuveld bij een grondige “modernisering”). Joris van Schoten schilderde onder het balkon een reeks schilderijen met als thema het leven van de mens. Reeds in 1866 werd een aantal belangrijke schilderijen verkocht, waaronder een Carel Fabritius (zie afbeelding hieronder). Voorts bezat de kerk belangrijk zilveren avondmaalszilver, en een unieke 17e eeuwse koperen lezenaar in de vorm van een zwaan (deze voorwerpen bevinden zich thans in het Luthermuseum in Amsterdam).

De grootste bloei van de kerkelijke gemeente vond plaats tussen 1630 en 1660.  Voornamelijk was dat te danken aan de toestroom van buitenlandse studenten (Denen, leden van de Duitse adel en zelfs een nazaat van Luther).

In het begin van de 18e eeuw werd een Luthers wees- en oudeliedenhuis en een Luther school gebouwd. Hierna begon de lakenindustrie te kwijnen. Door concurrentie uit het buitenland en de torenhoge lonen was men gedwongen de productie te verplaatsen naar Twente en Brabant. Tussen 1746 en 1776 vond er een uitstroom van 22.000 personen plaats. De gevolgen voor de Lutherse kerk laten zich raden! Een tijdperk van stedelijk verval brak aan. Voor de kerk verliep de Franse tijd financieel rampzalig. Door de tiërcering van de staatsschuld en de bouwvallige toestand van de kerk was men gedwongen het onroerend goed van de kerk te verkopen. De huizen vóór de kerk werden afgebroken waardoor het huidige karakteristieke voorplein ontstond. In 1888 werd de voorgevel van de kerk vernieuwd en kreeg deze het huidige aanzien. De jaren dertig van de 20e eeuw zag een korte richtingenstrijd (een vrijzinnige tegenover een meer orthodoxe richting). Na een korte opbloei na de tweede wereldoorlog trad ook hier leegloop door ontkerkelijking en vergrijzing op. In 2019 werd dan ook besloten tot een fusie met de Lutherse gemeente van den Haag.

De kerk bevindt zich aan de Hooglandse Kerkgracht 26, 2312 HV

Van de gemeente Leiden is een avondmaalsloodje bekend met (heel zeldzaam) de gietmal. 

Beschikbare documenten
02 leiden.jpg 03 leiden.jpg 04 leiden.jpg