Van 1698 tot ongeveer 1717 heeft een kortstondige kerkscheuring bestaan. Een al jaren ondergronds broeiend verschil tussen twee opvattingen omtrent het predikantsambt lag hieraan ten grondslag. De zogenaamde “Wittenbergse” richting (de predikanten hiervan waren aan de universiteit van Wittenberg opgeleid) was behoudend orthodox en leverde veelal Duitssprekende predikanten af. Met name dominee Colerus (aanvankelijk predikant in Amsterdam; later in ’s-Gravenhage) was een fanatiek representant van deze richting. Daartegenover stonden predikanten van de “Hoppeaanse” richting. Zij werden aan andere Duitse universiteiten opgeleid. Veelal minder orthodox en meer geneigd de invloed van de vrije ratio toe te laten. De Amsterdamse predikanten Hoppe en Weslingh waren van deze groep de grote stimulatoren. De Wittenbergers preekten bijna uitsluitend in het Duits, terwijl de Hoppeanen aan het Nederlands de voorkeur gaven. Ook bestonden er theologische verschillen (dit aspect van deze kwestie voert hier te ver!) Nadat deze tegenstelling in Amsterdam rond 1683 bijna tot een scheuring had geleid komt het op de synode van 1696 tot een nationaal conflict. Onder invloed van het oppermachtige Amsterdam worden de gemeenten Gouda, Alkmaar, Zaandam, Hoorn en Monnikendam uit de Fraterniteit van Lutherse gemeenten gestoten. Zeer tegen de zin van Amsterdam hadden enkele van deze gemeenten een “Wittenbergse” predikant benoemd! In 1698 vond de eerste vergadering van de “Christ-Broederlijke Unie” of ook wel “De Haagse Unie” plaats. Een reglement werd opgesteld en er werd afgesproken iedere 3 jaar te vergaderen. Ook werd een proponent benoemd, die de gemeente zou bijstaan. De gemeenten van ’s-Gravenhage, Rotterdam, Enkhuizen, Bodegraven en Kampen traden toe. Er waren dus nu 10 van de 38 Lutherse gemeenten lid van de Unie (later traden nog Bergen op Zoom en Medemblik toe. Zij het kortstondig!). Drie “Wittenbergse” predikanten domineerden de Unie: ds. Colerus (thans predikant van ’s-Gravenhage!), ds. Van Sonten (van Rotterdam) en ds. Petri (van Zaandam). Door het overlijden van deze fanatieke predikanten wordt geleidelijk het elan van de groep minder. Bovendien waren er voortdurend financiële problemen (mede door het ontbreken van het kapitaal van Amsterdam!). Langzamerhand trekken zich gemeenten uit de Unie terug, totdat in 1728 voor het laatst van de “Christ-Broederlijke Unie” wordt bericht. Men treedt terug tot de door Amsterdam gedomineerde Fraterniteit. Vanaf dat moment zet de vernederlandsing van de Lutherse kerk in sneltreinvaart in.