In 1661 stelde de Amsterdamse kerkenraad voor theologie studenten de verplichting vast om de studie geheel of gedeeltelijk aan een Duitse universiteit te volgen. In de 18e eeuw, tijdens de periode die wij de “Aufklärung” noemen, werden steeds meer modernistische gedachten opgenomen in gedrag en wetenschap. Voor de studie theologie betekende dit, dat het accent verschoof van een dogmatische kant naar een meer rationele. De nadruk kwam meer te liggen op de ethiek en de “beoefening van de deugd”. De rede (= het vermogen van de mens om zelfstandig te denken) werd bepalend voor de beschouwing van wereld en kerk. In Amsterdam waren de predikanten Deiman, Baum en Sterk belangrijke vertegenwoordigers van deze moderne richting. Aanvankelijk was de getalsverhouding tussen moderne en traditionele predikanten in Amsterdam gelijk. Door overlijden of vertrek en door benoeming van steeds een moderne predikant op de opengevallen plek bleef uiteindelijk één traditionele predikant over. Deze dominee Hamelau (1737 – 1804) was een rasechte Amsterdammer. Door zijn eenvoudige woordkeus en schriftuitleg was hij zeer geliefd bij het “gewone” kerkvolk. Bij de meer ontwikkelde gemeenteleden werd hij afgedaan als ploertig, onbeschaafd en opvliegend. Toen door overlijden van een modernistische dominee een opvolger benoemd moest worden ging de keuze tussen een traditionele of een modernistische. Twee proefpreken volgden. Bij de traditionele kandidaat zat de kerk stampvol; bij de modernistische matig. Toch besloot men de laatste te benoemen. Het besluit werd genomen op basis van de hoogte van de collecte opbrengst (bij de modernistische kandidaat zaten namelijk de welvarende gemeenteleden in de kerk; bij de traditionele de minder welvarende!). Langzamerhand was er ook een politieke dimensie toegevoegd aan dit theologische conflict. De tegenstelling patriotten en oranje gezinden was in deze periode actueel. In 1791 ontploft de bom, en scheidt een vrij groot gedeelte van de kerk zich af. Ds. Hamelau wordt de eerste voorganger van de kerk die zich voortaan de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk gaat noemen. In de volksmond wordt deze ook wel de “Oranjekerk” of de kerk van het “Oude Licht” genoemd. Tijdens de conferentie van de Lutherse Wereldfederatie te Lund (Zweden) in 1948 beginnen vertegenwoordigers van beide Lutherse bloedgroepen gesprekken, die in 1952 leidden tot de definitieve hereniging. Slechts in een achttal gemeenten vond de scheuring weerklank, en werd er een “Herstelde” kerk gesticht. In de volgende gemeenten (het jaartal duidt de stichtingsdatum aan): Amsterdam (1791) Harlingen (1801) Enkhuizen (1795) Hoorn (1802) Medemblik (1797) Purmerend (1806) Gorinchem (1799) Zwolle (1817)