Terug naar Bewoners in Beeld

 

Belgische vluchtelingen

Na de Duitse inval op 4 augustus 1914 sloegen honderdduizenden Belgen op de vlucht richting Nederland. Het grootste deel van de burgervluchtelingen keerde voor het einde van het jaar terug naar huis, maar meer dan 100.000 Belgen bleven in Nederland achter. Onder hen bevonden zich Arthur en Albert Lauriks die tot november 1915 onderdak hebben genoten in het Oude Mannen- en Vrouwenhuis.

De twee jonge broers waren op 21 en 19 jarige leeftijd samen met hun familie gevlucht en ze kregen onderdak in het huis. In het voorjaar van 1915 besloot hun moeder terug te keren naar haar eigen land maar Albert, die een ‘chronische longlyder’ was, kon vanwege zijn ziekte niet mee terugkeren. Zijn oudste broer Arthur bleef met hem achter in Amsterdam en hij stak zijn handen uit de mouwen hier in de keuken en later als verpleegkundige in het Wilhelmina ziekenhuis.

Toen Albert’s toestand eind 1915 iets beter was werd besloten hem uit te besteden naar een instelling in Bussum, het bestuur bleef echter voor zijn verzorging betalen en ze onderhielden goed contact. Dat de broers een warm welkom hadden genoten in het Oude Mannen en vrouwenhuis blijkt uit de verschillende brieven die de familie naar het bestuur stuurde om hen op de hoogte te blijven stellen van Albert’s gezondheid en waarin ze het bestuur uitvoerig bedankten voor de goede zorgen.

Uit het laatste bericht dat we over Albert hebben blijkt dat hij gedurende de oorlog nog lang in Nederland heeft verbleven en dat zijn gezondheid vooruit is gegaan. Arthur bleef doorgaan met zijn werk bij het Wilhelmina ziekenhuis en in 1922 trouwde hij met een Amsterdamse vrouw, waarna hij een genaturaliseerde Nederlander werd.